Als bij het opstellen van het orthodontisch behandelplan blijkt dat de occlusie, het ruimtegebrek en de stand van de frontelementen in de kaak (propositie) extracties rechtvaardigen, moet bij agenesieën, fronttrauma in het verleden of edentate zones zeker gedacht worden aan autotransplantatie. Hierdoor kan het bijzondere
fenomeen ontstaan dat een patiënt in één kwadrant vier premolaren krijgt (casus 2, afbeelding 6-11).
Om alle orthodontische facetten van de autotransplantaties de revue te laten passeren, zal hierna met name gesproken worden over het transplanteren van een premolaar naar het bovenfront.
Het eerste punt van aandacht is de wortelformatie van het beoogde donorelement. Het geniet de voorkeur om éénwortelige elementen te transplanteren. Als eerste komen de 2e premolaren in de bovenkaak en de 1e en 2e premolaren in de onderkaak in aanmerking als donorelement. Ook bij elementen met een afgevormde apex gaat de voorkeur uit naar éénwortelige elementen, omdat daarbij de kans op een succesvolle endodontische behandeling groter is (casus 3, afbeelding 12-20).
Nadat het orthodontische behandelplan is opgesteld, kan met de behandeling worden begonnen. Het is verstandig om te beginnen met het plaatsen van de vaste apparatuur, omdat dan geen etsgel en cement of composiet gebruikt hoeft te worden kort nadat elementen geëxtraheerd zijn. Als bij aanvang van de behandeling het donorelement voldoende ver is afgevormd (2/3e tot 3/4e volgens Paulsen) en de mesiodistale afmeting van de receptorsite voldoende breed is, kan tot transplantatie worden overgegaan. Mocht het donorelement nog onvoldoende wortellengte hebben, wat het beste op een 3×4 intraorale röntgenopname beoordeeld kan worden, dan is wachten de enige optie – net zolang tot op het röntgenbeeld de gewenst wortellengte zichtbaar is. Blijkt de receptorsite te smal en laat de wortellengte van het donorelement het toe, dan kan met push-coils orthodontisch extra ruimte op de receptorsite worden gemaakt. Door de osteogene capaciteit van het parodontaal ligament worden elementen niet meer 90 graden geroteerd in de kaak geplaatst. Prothetisch had dit een groot nadeel vanwege het ongunstige verloop van de glazuurcementgrens aproximaal bij premolaren.
Sinds het traumaprotocol ook voor autotransplantaten geldt (zie de artikelen ‘De chirurgie’ en ‘De gesloten apex’ in dit nummer), is het voor de orthodontische behandelaar stukken eenvoudiger om te bepalen wanneer het getransplanteerde element orthodontisch belast mag worden (casus 4, afbeelding 21-28).
Na 6 weken blijkt op de röntgenfoto de parodontaalspleet alweer vrijwel hersteld. De lamina dura wordt weer duidelijk zichtbaar en er is een scherpe begrenzing van het bot rond de
wortel. In de 6 weken na transplantatie vertonen de elementen vaak al spontane eruptie. Het meest frequent wordt dit gezien bij elementen die getransplanteerd worden met een open apex. Bij endodontisch behandelde elementen die getransplanteerd worden is dit minder vaak waar te nemen. In tegenstelling tot de Scandinavische literatuur, waarin wordt
geadviseerd 3 tot 9 maanden te wachten, is na 6 weken het moment aangebroken om het getransplanteerde element te gaan belasten. De ervaring met het transplanteren van endodontisch behandelde elementen met een afgevormde apex heeft geleerd dit interval te verkorten, om zo ankylose van het getransplanteerde element te voorkomen.
Ongeveer 6 tot 8 weken nadat het element getransplanteerd is wordt er een bracket op geplakt en met heel geringe krachten wordt het element naar de gewenste positie bewogen.
Indien door de patiënt gewenst is dit het moment om een naar het front getransplanteerd element om te bouwen tot incisief.
Nadelig bij orthodontisch verplaatsen van een getransplanteerd element is dat er geen goede referentie is om het element juist te positioneren. De enige referentie is eigenlijk de gingivacontour van het getransplanteerde element en de buurelementen. Een perfecte mondhygiëne is hier dus een absolute vereiste om esthetisch goed uit te kunnen komen (casus 5, afbeelding 29 e.v.).
Als na heel veel duwen en trekken het getransplanteerde element op de juiste positie staat, komt het lastigste deel van de orthodontische behandeling: het element daar fixeren totdat het definitief is opgebouwd. In eerst instantie werd gekozen voor uitneembare retentie (afbeelding 30-31). Al snel bleek echter dat patiënten na een voor hun gevoel lange orthodontische behandeling, niet meer zo trouw waren in het dragen van hun retainer, ook al was deze voorzien van een prothese-element. Het gevolg was vaak dat er dan kortdurend herbehandeld moest worden (afbeelding 32). Doordat we tegenwoordig getransplanteerde elementen bij voorkeur opbouwen met een porseleinen veneer die alleen buccaal komt te zitten, is het mogelijk om direct met een bonded retainer af te behandelen (afbeelding 33-34). Zeker bij elementen die getransplanteerd zijn met een open apex heeft het de voorkeur om de bonded retainer door de centrale fissuur van de getransplanteerde premolaar te laten lopen. Uitgroei van het autotransplantaat wordt hiermee voorkomen.
Autotransplantaten blijken een geweldig en voordelig alternatief voor tandvervanging, die gedurende het leven met hun buurelementen meegroeien, orthodontisch te verplaatsen zijn
en herstel van bot en gingiva induceren. Zeker in het front mag gesproken worden van de optie van eerste keus.